Roelof Hendrik Abbring 1977-2023
In de uitvoering speelde Ab op een manier die paste bij zijn tengere bouw. De middenvelder van het overzicht, de speler die er altijd voor zorgde aanspeelbaar te zijn. Want hij wist als geen ander dat hij niet was gebouwd voor het af en toe ruwe werk in de persoonlijke duels.
Wat dat betreft was Ab een dienende speler die het van inzicht en positiespel moest hebben. Misschien past het niet bij de sport, maar je zou hem een zachtaardige of zachtmoedige voetballer kunnen noemen die zelden of nooit gebruik maakte van de zogenaamde noodrem. Het spel was belangrijker dan de tegenstander, aanspeelbaar zijn belangrijker dan de tackle.
Een speler die net als zijn rugnummer 6 bijna altijd een voldoende scoorde.
Hij wist wat hij kon, en belangrijker nog, hij wist ook wat hij niet kon.
‘Ik zou iedereen willen aanraden een poosje voorzitter te zijn’, zo zei hij ooit bij zijn afscheid als bestuurslid.
Geen man van het woord, geen man voor de schijnwerpers en dan toch penningmeester en later interim-voorzitter worden. De opoffering van iets doen voor de club dat niet echt bij je paste.
Noem dat maar eens geen clubliefde, je opofferen voor het welzijn van de voetbalclub.
Op het veld liep Ab zelden of nooit tegen een gele kaart aan en dan is het symbolisch van een eindeloze tragiek dat het levenslot hem veel te vroeg een onverdiende, rode kaart gaf.
Een kind van de club met als laatste wens een donatie aan de club.
Hij zal gemist worden en herinnerd worden als Ab, voor eeuwig kind van de club.
Met een donatie van tranen van verdriet.